Geschiedenis van Houten

De gemeente Houten bestaat, in haar huidige vorm, sinds 1 januari 1962. Zij beslaat een totale oppervlakte van 5905 hectare. Het is van oudsher een agrarische gemeente. Binnen de gemeentegrenzen liggen vier kerkdorpen: Houten, 't Goy ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal, Schalkwijk en Tull en 't Waal ten zuiden ervan.

De gemeente Houten ligt in het westen van het Kromme Rijngebied. De vroegste bewoners (ca. 2300 tot 650 v. Chr.) leidden een nomadisch bestaan. Jacht en visserij vormden hun voornaamste middelen van bestaan met hier en daar een primitieve vorm van landbouw en veeteelt. Ook in de periode van de IJzertijd (ca. 650 v. Chr. tot aan het begin van onze jaartelling) waren de hoger gelegen gronden bewoond door Germaanse stammen. Akkerbouw en veeteelt namen langzamerhand een belangrijker plaats in.

In 12 v. Chr. veroverden Romeinse legioenen een groot deel van Nederland. Na herhaalde en vergeefse pogingen verder door te dringen, besloten de Romeinen een grensverdediging aan te leggen langs de loop van de Rijn. Op de zuidoever van de rivier werd een groot aantal forten aangelegd. Er brak een tijd van rust aan, waarin de Romeinen zich sterk richtten op de ontwikkeling van de inheemse bevolking. Er was niet alleen een vooruitgang in bouwmaterialen, maar de oorspronkelijke bevolking leerde ook betere technieken op het gebied van landbouw en veeteelt. Zij vestigde zich op boerderijen naar Romeins model. Rond de boerderijen ontstonden nederzettingen waar handel werd gedreven en cultuur werd uitgewisseld.

Na de ineenstorting van het West-Romeinse Rijk veroverden Frankische stammen het Kromme Rijngebied. Om hun heerschappij over het veroverde gebied veilig te stellen en de onderworpen bevolking tot vrede te brengen, gebruikten de Frankische vorsten de christelijke kerk als politiek instrument en bindende factor. Kerken werden gebouwd en in 695 werd Willibrord (658-739) tot aartsbisschop van Utrecht benoemd. Hij moest de lokale bevolking bekeren tot het christelijke geloof en zorgen dat zij het verzet tegen de Franken opgaven. Het Frankische Rijk was onderverdeeld in gouwen, een soort provincies, bestuurd door graven. Die hadden bevoegdheden op rechterlijk, fiscaal en militair gebied. Het Kromme Rijngebied viel onder de gouw Opgooi.

De bisschoppen kregen in deze tijd meer te vertellen. Graven werden steeds minder belangrijk en konden zich alleen handhaven als bestuursambtenaren van de bisschop. Er begonnen zich duidelijk een aantal kernen te ontwikkelen. In de 10e eeuw maakt een goederenlijst van de Utrechtse kerk melding van Houten, Tuur en Loerik. Waarschijnlijk bestonden de kernen Tull, 't Goy (Oosterhem) en Wickenburgh (Westerhem) ook al. Het bouwen van een kerk en het ontstaan van een kerkplein (brink) bespoedigden de ontwikkeling van de kernen. Er kwamen meer en meer agrariƫrs binnen het gebied. Het daardoor ontstane ruimte-probleem werd opgelost door het ontginnen van 'woeste gronden', vooral rond Schalkwijk.

Het grondgebied van de huidige gemeente was opgedeeld in vijftien ambachtsheerlijkheden of gerechten. Dit zijn gebieden waar een heer de regeermacht, rechtspraak en andere zogenaamde heerlijke rechten bezat. De lage rechtsmacht met civiele procedures werd voor de ambachtsheer door een schout uitgevoerd. De hoge rechtsmacht, waar strafrecht onder viel, werd uitgeoefend door het bisdom zelf. Deze georganiseerde wijze van bestuur over een gebied bleef lang bestaan. In 1795 werden in de kernen de bestuurlijke en rechterlijke bevoegdheden steeds meer gescheiden. Vanaf 1811 geschiedde rechtspraak per kanton of arrondissement. Bestuurlijke bevoegdheden kwamen te liggen bij door Provinciale Staten benoemde gemeenteraden. In 1825 werd de term 'schout' vervangen door 'burgemeester'.

Vanaf 1800 is er een samenvoeging van de 15 gemeentes gaande die pas in 1962 is voltooid. Schalkwijk en Tull en 't Waal verloren hun zelfstandigheid en gingen toen op in de gemeente Houten.

In 1966 werd het dorp Houten officieel aangewezen als groeikern om de snel groeiende bevolking van Utrecht onderdak te kunnen bieden (Tweede Nota Ruimtelijke Ordening). Dit Rijksbeleid heeft doorgewerkt in het Globaal Bestemmingsplan Houten, dat in 1974 door de gemeenteraad is vastgesteld en in 1975 door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht als onherroepelijk is vastgesteld. Dit vormt de basis voor de uitgroei van Houten, dat voorziet in de bouw van 8000 woningen. De bevolking is daardoor gegroeid van bijna 8500 inwoners in 1979 tot zo'n 30.000 in 1993.

Houten heeft een tweede groeitaak gekregen. Dit maal betreft het een gebied ten zuiden van het bestaande Houten. Deze groeitaak is nagenoeg af, de bevolking is dan gegroeid van circa 30.000 naar circa 50.000 inwoners.